Een paar jaar na de zelfmoord van zijn moeder wordt Boudewijn ‘ziek’. Hij is totaal apathisch en komt zijn bed niet meer uit. Zijn vader geeft hem een stapel cd’s en een leeg schrift en stelt hem voor de keuze: als Boudewijn niet elke dag iets in het schrift schrijft en naar de muziek luistert zal zijn vader hem persoonlijk bij een psychiater afleveren. Met tegenzin kladdert Bou de zin ‘Dit is geen dagboek’ voorin het schrift en zet hij zich aan zijn ‘strafwerk’. De klassieke muziek blijkt 'te pruimen' en het schrijven werkt als een uitlaatklep. Boudewijn komt weer tot leven en wordt zelfs verliefd op Pauline, maar zodra dat te intiem wordt verbreekt hij de relatie. Totdat hij zich, na een periode van veel schrijven, muziek luisteren en overleg met zijn zeven jarige zusje Pluis realiseert dat hij het probleem met Pauline moet oplossen. Klassieke muziek speelt een belangrijke rol in deze voorstelling. De hele tekst is op muziek van o.a. Beethoven, Bruckner, Adams, Ives en ter Veldhuis gezet, waardoor de emotionele rollercoaster waar Boudewijn in zit direct voelbaar is.

 


VolkskrantTheaterkrant friesch dagblad